Vertaling naar de praktijk
Vanuit deze visie handelen in de dagelijkse praktijk vraagt veel van de houding van de pedagogisch medewerker. Het vraagt de bereidheid om het kind, telkens weer, open tegemoet te treden. Dat betekent uiteraard niet dat er geen grenzen nodig zijn. Juist het aanbieden van specifieke activiteiten en het afleiden of ombuigen van minder gewenst gedrag nodigen het kind uit tot een vrije en unieke ontwikkelingsweg. Dit op een zachte manier te doen, zonder je stem te verheffen en zonder dat het kind zich afgewezen voelt is een ware kunst.
Vertrouwde thema’s en handelingen uit de belevingswereld van het kind geven aanleiding tot het nabootsen van allerlei bezigheden. Het vegen van de vloer, het poetsen van de tafel, het bouwen van een huis, is voor een kind vanuit zijn fantasie na te bootsen met een minimum aan speelgoed. Huishoudelijke activiteiten zijn zinvolle en eenvoudige activiteiten voor het jonge kind om na te bootsen. Zij worden bewust goed voorgedaan . Ook de houding van de pedagogisch medewerkers en de inrichting van de ruimte zijn belangrijk. Zij dragen bij, samen met de aard en kwaliteit van de activiteiten, tot het zich geborgen voelen. De belangrijkste aspecten in de ontwikkeling van jonge kinderen –beweging, schepping en nabootsing- worden hierdoor ondersteund en gevormd.
Iedere activiteit biedt specifieke mogelijkheden om de ontwikkeling van het kind te stimuleren en waar nodig het individuele kind extra ondersteuning te bieden. De ontwikkeling van sociaal-emotionele, motorische en cognitieve aspecten, taalontwikkeling, zelfredzaamheid en gevoel voor het kunstzinnige en ambachtelijke komen zo aan bod.